• Natuurlijk beloop: Bij een vitreo-foveale adhesie met foveale cysten (stadium I) treedt bij de helft van de patiënten een spontane loslating van de adhesie op. Bij de andere helft ontwikkelt zich een echt gat. Als er een gat ontstaat daalt de visus meestal in enkele maanden tot een jaar naar 0,1 a 0,2.
  • Verwijzing: Bij een goede visus (0,4 of meer) op met spoed en operatieplanning op korte termijn omdat de visus vlak voor de operatie bepalend is voor het eindresultaat. Een operatieve behandeling van een maculagat dat langer dan een jaar bestaat leidt niet meer tot veel verbetering van de visus maar kan wel vermindering van de metamorfopsie opleveren. Operatie van een asymptomatisch, vaak bij toeval ontdekt gat met een visus van 0,2 of meer kan zorgen voor een nuttig reserveoog.
  • Behandeling: Vitrectomie met SF6 gas tamponade. De eerste vijf dagen postoperatief niet op de rug slapen. Bij een groot gat daarbij nog 3 x 2 uur per dag de ogen in de “leeshouding” houden. Voor Jetrea (ocriplasmine), een geneesmiddel voor intravitreale injectie ter behandeling van kleine maculagaten, zien wij  geen plaats. Jetrea is lang niet altijd succesvol en dat leidt bij een groot deel van de patiënten tot uitstel van de genezing en daardoor tot een minder goed visusherstel.
  • Resultaten: Een niet te oud gat bij een niet te hoge myopie sluit eigenlijk altijd. De visus verdubbelt gemiddeld ten opzichte van de preoperatieve visus. De spreiding is echter groot. In de loop van maanden tot jaren zal de visus in de regel verder toenemen.
  • Complicaties: Ablatio retinae < 0,3 %.